Gedachten zijn vrij – Ruimte moet je maken

Vraag je waarom mensen zijn gaan varen, dan komt vaak het woord vrijheid naar voren.
Tegelijkertijd noemen zeevarenden hun schip ook regelmatig een gevangenis. Enige tijd geleden werd hier een symposium over gehouden. Dominee Jan Broer, jarenlang werkzaam in het justitiepastoraat, was een van de sprekers. We praten met hem nog wat verder in deze Diepgang.

Als eerste stellen we vast dat zeevarenden en gedetineerden met elkaar vergelijken niet zonder risico is. De Vereniging Maritiem Gezinskontakt is 35 jaar geleden zelfs opgericht omdat zeemansvrouwen weigerden door welzijnswerkers als ‘vrouwen van gedetineerden’ te worden gezien. En terecht. Toch zijn er overeenkomsten.

Zo is vrijheid een sleutelwoord, zowel op de vaart als in een gevangenis. Bij een gevangenis is dat duidelijk : je wordt opgesloten, wég vrijheid. Maar aan boord ligt dat net wat subtieler: er is de grote zee, het avontuur, de andere landen. Maar ook : “Nu ga ik aan boord en ben ik mijn vrijheid kwijt.” Kunnen zeevarenden hierbij van een gevangenisdominee leren?

Het gesprek met Jan Broer gaat al snel over een belangrijkste overeenkomst: de communicatie met het thuisfront. Aan boord, of in de bajes, communicatie met ‘buiten’ is altijd beperkt. Uiteraard spelen ook andere aspecten een rol, maar net als aan boord is telefoon in de gevangenis nooit een ongecontroleerde verbinding. Vind bijvoorbeeld maar eens een ruimte waarin je privé kunt bellen. Ook verbindingen via internet zijn zeer beperkt. Veel sites zijn ontoegankelijk en vaak kunnen doodgewone dagelijkse dingen niet geregeld worden. Omdat ook bij gedetineerden het contact met het thuisfront en ‘buiten’ – inmiddels – als belangrijk wordt gezien en mensen uiteindelijk ook weer uít de gevangenis naar buiten gaan, wordt bekeken hoe moderne media als bijv. internet meer gebruikt kunnen worden.

Een andere belangrijke overeenkomst: mensen hebben elkaar niet uitgekozen. Als het klikt heb je geluk, anders pech. Je wordt dan letterlijk met de ander opgescheept, tot elkaar veroordeeld. Jan: “Binnen iedere groep mensen, waar dan ook, ontstaat een eigen dynamiek: er zijn leiders, volgers, sfeerbepalers. Dat kun je ook op een afdeling in een gevangenis zien. Het luistert dan ook heel nauw hoe zo’n groep wordt samengesteld: wie zet je bij wie?” Allemaal ‘haantjes’ bij elkaar is dus vragen om problemen. Daarbij gaat het in een gevangenis natuurlijk vooral ook over veiligheid.
Een parallel aan boord ligt hier onmiddellijk voor de hand. Zo ken ik een machinist die ooit een mes op de keel heeft gekregen omdat er iemand amok maakte. Hij vindt dat de maatschappij eerder had moeten ingrijpen. Dominee Broer kan zich hierbij iets voorstellen.

Verder is zowel in de gevangenis of aan boord het hebben van een eigen plek belangrijk. Hut of cel, het is niet alleen de enige ruimte die je (een beetje) zelf kunt inrichten, het is ook de ruimte, waarin je jezelf veilig wilt kunnen voelen. Jan: “Je ziet het regelmatig gebeuren dat mensen een sterke houding aannemen op het moment dat zij over de drempel van hun cel de gemeenschappelijke ruimte van de afdeling op gaan. Dat zegt iets over de cel als veilige ruimte. En natuurlijk ook iets over de gedetineerde en hoe hij de verschillende andere ruimtes beleeft.”

Zoals je in de scheepvaart ongeschreven regels hebt voor toegang tot je hut (gordijn open/dicht), zo geldt iets soortgelijks voor een cel in de gevangenis. Ook voor personeel is het belangrijk die ruimte te respecteren, door bijv. altijd even te vragen of je binnen kunt komen als dat nodig is. Daarmee respecteer je immers ook de gedetinéérde in zijn eigen ruimte.

Het is onvermijdelijk dat er in de gevangenis sprake is van machtsongelijkheid en soms van machtsstrijd. In een ideale situatie heeft het personeel inzicht in dit soort processen. Jan: “Niet alleen tussen gedetineerden kan er soms een machtsstrijd gaande zijn. Als personeel moet je kunnen omgaan met macht en vaak is dat een kunst. Een machtsstrijd kent overigens over het algemeen ook geen winnaars.” Ook zeevarenden zijn afhankelijk van “the powers that be”. Zij werken in een hiërarchische structuur en kunnen vaak niets beginnen tegen een hork van een meerdere. Of tegen een oekaze van kantoor.

Jan wijst er op dat er in de gevangenis naast ‘beheersing’ ook steeds meer aandacht en ruimte is gekomen voor ‘zorg’: wat heeft een gedetineerde nodig ? Niet in de laatste plaats om na detentie een menswaardig leven te kunnen opbouwen. Dit betekent individueel maatwerk en investeren door intermenselijk contact. “En”, zo benadrukt Jan: “de beste beveiliging is nog steeds dat intermenselijke contact!”

Je kunt zeggen dat in deze ontwikkelingen ook een overeenkomst met de vaart zit. Daar begint men namelijk ook – zij het wat schoorvoetend – met ‘soft skills’. Er is een omslag van een machocultuur naar dingen bespreekbaar maken. Men ondervindt dat een kapitein die leiding geeft door ruimte te geven een goed en gezond schip kan varen. Dat mensen gelukkiger zijn als het grote belang van verbindingen met thuis wordt onderkend.

Kunnen we wat van elkaar leren ? Het grote verschil is nog steeds dat in de gevangenis de deur aan de buitenkant dicht gaat. Krikkrak, op slot. In de gevangenis zijn vooral je gedachten vrij. Als je het als zeevarende echt niet meer uithoudt, kun je weg. Toegegeven, dat is het laatste wat je wil, maar het kan wel.

Zijn er best practices ? Wellicht wel. Dat intermenselijke contact klinkt niet gek. Niet alleen onder elkaar aan boord, maar ook met kantoor. Het is niet alleen de beste beveiliging, maar maakt tevens het leven een stuk aangenamer en gezelliger.

Helene Perfors

Ds. Jan Broer werkt bij het justitiepastoraat. Het is een grondrecht van mensen om hun geloof te belijden en te beleven; ook in de gevangenis. Er zijn kerkdiensten, groepswerk en individuele gesprekken. Maar net als het koopvaardijpastoraat en de zeemansclubs voor zeevarenden is het justitiepastoraat vaak ook een vrijplaats voor gedetineerden. Jan: “Of je nu gelovig bent of niet, het is een plek die respect en ontzag heeft. Alle credits heb je, je kunt ze alleen ook verspelen… Zorg hebben, dat mensen zich gehoord en gezien voelen. Dat mensen steeds opnieuw wat ze dwars zit mogen blijven zeggen. Dat we niet zeggen: dat weten we nu wel. Een plek waar mensen op verhaal komen en zich veilig mogen voelen. Daar gaat het om in het pastoraat, dat doen wij als pastores.” Iets anders: Justitiepastores willen niet graag met naam en toenaam op de foto.