Handenarbeid

We werken dagelijks met onze handen. De roerganger bedient de joystick ermee. De machinist grijpt een sleutel en de stuurman hanteert de pen om het logboek in te vullen. Onze handen zijn werktuig om te scheppen en te sturen. Maar je handen zijn meer dan werktuigen. Buiten de handen die scheppen en boetseren zijn onze handen ook spreekbuizen. We geven er aanwijzingen mee. We communiceren bijvoorbeeld naar de kraandrijver. Naast deze gebaren kunnen handen nog meer. Kijk naar de handen van een persoon en het zegt iets over die persoon. Rouwranden rond de nagels, eeltig of waarop de manicure zich uitgeleefd heeft.

Je handen zijn ook een deel van het communicatiemiddel “lichaamstaal”. We maken hier onbewust, maar soms ook bewust, gebruik van. Een mooie zinsnede vond ik op internet: “Je handen zeggen wat je mond stilhoudt”. Begroeten doen we vaak door elkaar de hand te schudden. Vaak is dat het eerste contact wat we met de ander hebben. Met de handdruk ter begroeting zeggen we open te staan voor de ander, maar ook wisselen we gelijktijdig informatie uit. Je laat een indruk achter van jezelf. Een ferme handdruk of een slap handje zegt veel. Maar mijns inziens is het belangrijkste dat je je handen moet openen om te kunnen begroeten. Want met een gebalde hand kun je geen handdruk geven.

Onmacht, het niet in-control zijn, instabiliteit van de geest – we ballen de vuisten. Ook als we verdedigen of aanvallen. In het algemeen is de vuist het signaal van strijd, innerlijk dan wel uiterlijk. Opgekropte emotie die een uitweg zoekt. Met een vuist kun je niet geven behalve die linkse directe uppercut.

Als een zaaier zaait, zijn zijn handen open. Anders valt het zaad er niet uit. Iemand tot steun zijn vraagt ook om je handen te openen. Beeld je maar in, dat je je arm om iemands schouder legt tot steun of troost. Dat doen we allemaal toch wel eens, is het niet? Ik kan me niet indenken dat je dat doet met je hand tot vuist gebald. Om te geven en te delen moet je je hand openen. De geopende hand toon je kwetsbaarheid maar ook je goede wil.

Ook om te ontvangen moet je je hand openen. De bedelaar doet dit om aardse, materiële zaken te ontvangen. Maar hopelijk ook om liefde en zorg te ontvangen en lief en leed te delen. Want ook dan leggen we de handen in elkaar. Dat kan natuurlijk alleen als ze open zijn. Dit vraagt om je kwetsbaar op te stellen. Dat vereist moed en vertrouwen.

Veel christenen vouwen hun handen als ze bidden. Dat is een houding uit oude Keltische culturen, waarin de vazal zijn heer naderde. Daarmee betuigde hij zijn onderwerping en trouw. De bijbel noemt veeleer het gebed met naar boven gerichte geopende handen: een houding van ontvangen, van verwachting. Vandaar dat er ook op deze manier gebeden wordt.

God schiep. Hij nam en hij gaf. Hij gebruikte ook wat wij mensenkinderen handen zouden noemen. Handen als werkwoord. Je steekt ze uit de mouwen. Je neemt bij de hand. Je opent ze om ze de taal van ons hart te kunnen laten spreken. Geopende handen verenigen passie, compassie, medeleven ofwel: Liefde.
Toen Jezus het heel moeilijk aan het kruis, waren zijn laatste woorden: “Vader, in uw handen leg ik mijn geest.” (Luk 23:46).

Om iets in een hand te kunnen leggen moeten deze open zijn. De handen van God moeten dat dus zijn geweest. Ook God gebruikt Zijn handen dus op meerdere manieren. De opgeheven hand, volgens de lichaamstaal die van een heerser. Maar als het er werkelijk om gaat maken zijn handen het gebaar van een UITNODIGING!

Hans Luesink