“Staan ze al wel klaar?” Vliegende Vlissingse engel

Het is nog rustig als ik eind van de middag binnenloop in de Flying Angel Club, midden in het havengebied van Vlissingen. Het gebouw, ingeklemd tussen Damen Shipyards en een auto terminal, is omgeven door een grasveldje. Naast de ingang hangt een grote engel aan de gevel.
Als je het gebouw binnenkomt, valt direct de ruimte op. In de hal is er rechts een winkel, als je linksaf slaat kom je bij de kapel terecht. Ik loop rechtdoor naar de hoofdruimte, waar ik Corina en Peter aan een bakje koffie vind. Er zijn nog geen bezoekers, maar er staat al een afspraak gepland om een groepje bemanningsleden op te halen.

Ik ben in een Flying Angel Club, dat wil zeggen: dit centrum gaat uit van de Mission to Seafarers, de bekende oude Engelse organisatie die zich richt op het lichamelijke én geestelijke welzijn van zeevarenden. Er is dus ook een kapel, al is de huidige pastor van het zeemanshuis niet Anglicaans.
Terug naar Corina – zij is één van de betaalde krachten, 12 jaar geleden als vrijwilliger begonnen, nu vijf dagen per week aanwezig achter de bar. Dit zeemanshuis begroet zo’n 10.000 bezoekers, gemiddeld dus zo’n 25 zeevarenden per avond. Sommigen worden gehaald met het busje; er komen ook bezoekers aangelopen, o.a. van de naburige werf.
De ruimte is groot en erg open. De architect had nogal een kaal ontwerp, maar dat is in de loop der jaren aangekleed. Overal is plek om met groepjes te zitten. Daarnaast is er de leesruimte, poolbiljart, tafelvoetbal, tafeltennis, sjoelbak – en de aandachtstrekker van dit centrum: het buitenterras. Zeker ’s zomers wordt daar goed gebruik van gemaakt. Een scheepsbemanning heeft een grote barbecue in elkaar gelast, die geregeld wordt aangestoken. Corina vertelt: “Dan komen ze met boodschappentassen vol. Echt leuk.”

Inmiddels zijn er twee bezoekers binnengewandeld – om sigaretten te halen. In de haven van Vlissingen komen allerlei soorten schepen: voor offshore, papier, hout, fruit, auto’s en containers. Hoofdmoot van de bezoekers heeft de Filipijnse nationaliteit – die komen meestal in groepjes. Daarnaast zijn er de Russen/Balten/Oekraïners en Indiërs – die zijn meer op zichzelf. “Het is wel minder gezellig geworden, want iedereen zit op zijn eigen telefoontje te kijken. De internetkaartjes van 7 gigabyte zijn heel populair. Ik ga wel een praatje maken als ze zitten te roken, maar ik ga ze niet storen bij het internetten.”
Intussen is Peter vertrokken om een groep Chinese bemanningsleden op te halen. Als ze binnenkomen, kijken ze eerst eens rond. Vervolgens wordt er koers gezet naar het winkeltje. Achter de toonbank staat Nienke, ze heeft zelf ook gevaren, maar werkt nu aan de wal. Ik vraag haar wat het meest wordt verkocht. “Populair zijn chips, chocolade en ook de geurtjes – waar we een hele serie van hebben. Bij de souvenirs zijn de magneten heel gewild.” Maar er hangt ook veel verschillende kleding.

Er zijn nog meer bezoekers gearriveerd. Ik spreek twee Maleisische bemanningsleden, al jaren in dienst bij een Nederlandse maatschappij. Ze zijn vaste gasten in het centrum. Ik wordt gewenkt door Peter, tijd om mee te gaan met het busje. We gaan naar de kolenhaven, een groepje oppikken bij een Zuid-Koreaanse bulkcarrier. “In de haven is het er niet gemakkelijker op geworden,” vertelt Peter. “Vroeger ging je overal zelf langs, maar nu kom je sommige terminals niet meer in vanwege ISPS. Dan rijden er op het haventerrein shuttlebussen die de bemanning bij de poort afzetten. Maar die wachten vaak niet, terwijl de bemanning nog druk is. ‘Staan ze al wel klaar?’, vragen wij dus van te voren.” Peter is gepensioneerd loods en is al 20 jaar vrijwilliger. “Het is leuk om rond te rijden en collega’s tegen te komen.” Bij de kolenhaven mogen we gelukkig wel naar binnen. Er gaat een zwaailicht op het dak en Peter laveert tussen de plassen en het kolengruis door. Er staat nog niemand klaar bij de gangway, Peter claxonneert maar eens. Dan komen vijf man aangehold, ze komen uit Myanmar. Terwijl we wegrijden, wordt Peter gebeld: of we nog een paar mensen bij een ander schip kunnen ophalen. “Zo kun je aardig wat kilometers maken op een avond,” geeft Peter aan, terwijl hij zit te schrijven in een soort van logboek. “Er moet een nieuw busje komen, daarom moet ik nu invullen hoeveel mensen ik meeneem, anders krijgen we geen subsidie meer.”
Nadat we ook de twee Spanjaarden en een Nederlander hebben opgehaald, keren we terug bij het centrum. De nieuwe bezoekers vallen aan op het biljart en gaan op het terras zitten. Ook bij hen informeer ik hoe ze de Flying Angel Club beleven: “Prima, je kunt hier goed zitten.” “Het is mooi dat er diensten zijn. Ik zal eens kijken of mijn Filipijnse collega’s daar naartoe kunnen.”

Havenpredikant Pascal is een jaar aan het werk. Hij doet samen met 2 vrijwilligers de scheepsbezoeken. “Je hebt binnen 5 seconden door of je welkom bent of niet,” vertelt Pascal. “Er is soms geen tijd. Het maakt dan niet wat de nationaliteit is. Eén keer was ik in de club door een paar bemanningsleden gevraagd of ik de volgende dag langs kon komen. Stapte ik aan boord, wist de kapitein er niet van. ‘Kom om 3 uur maar terug.’ Gelukkig was dat geen probleem.” Pascal heeft nog niet voor calamiteiten in actie hoeven komen. Hij is iedere week in het centrum één of meer avonden aanwezig. “Ik neem vaak mijn laptop mee om wat papierwerk te regelen. Maar meestal komt het daar niet van, want dan je raakt toch in gesprek.”
We lopen naar de kapel, waar om de week op zondagavond een dienst wordt gehouden. “Zingen doen we met een stereoapparaat. De ruimte wordt nu door de week verhuurd, onder andere voor cursussen van het havenbedrijf. Extra inkomsten zijn welkom.” Dat brengt ons bij de toekomst van het centrum. “Een zeemanshuis moet kloppen,” geeft Pascal aan, “anders houdt het op. We betalen hier geen huur, en gas en licht krijgen we van Damen. We hebben hier een constructie met een beheersstichting en een vriendenstichting, dat werkt op dit moment goed.” Voor hemzelf is de toekomst als havenpredikant iets minder zeker, voorlopig duurt het contract drie jaar.
Terug in de clubruimte begroet ik een bekende: een mederedactielid van Diepgang! Hij is hier in Vlissingen voor een cursus. We praten even bij en voordat we het door hebben is het 10 uur. We besluiten niet tot het einde te blijven, want morgen is het vroeg dag. Ik hoef niet mee met het busje, maar stap in de eigen auto. Ik kijk nog even om naar het centrum en zie de engel aan de muur hangen. Waarom wijst de naam van het centrum eigenlijk naar een vliegende engel? Hier staan de engelen achter de bar of zitten ze achter het stuur.

Stefan Francke

De Flying Angel Club, Ritthemsestraat 498, Ritthem/Vlissingen, is iedere dag van 16.00 tot 23.00 uur geopend, op woensdag en donderdag al vanaf 10.30 uur. Telefoonnummer: 0118 467 063. Dominee Pascal Handschin is te bereiken via pascal.handschin@mtsmail.org