Zeelieden en zeedieren in de knel – De jungle op zee

Wat voor voetballers de Champions League is, voor filmmakers de Oscar, is de Pulitzerprijs voor schrijvers en journalisten. Onlangs heeft Ian Urbina van de beroemde krant ‘The New York Times’ deze prijs gewonnen met zijn boek ‘De jungle op zee’. Het gaat over de diepzeevisserij en koopvaardij.

Het boek bestaat uit 15 hoofdstukken die je in willekeurige volgorde kunt lezen. Bij het lezen ervan kreeg ik het gevoel dat ik in een tijdschrift zonder foto’s zat te lezen. Het was makkelijk om mijn aandacht te houden bij deze dikke pil. Na afloop had ik echter geen voldaan gevoel van het doorploegen van dit boek. Het boek bevat veel interessante informatie maar ik weet niet goed wat ik ermee aan moet.

Het komt denk ik omdat Urbina allemaal extreme situaties beschrijft. Twee van de artikelen gaan over de radicale actiegroep ‘Sea Shephard’ die met geld van rijke mensen uit de filmwereld met een soort oorlogsschepen illegale visvangst probeert te stoppen. Zij grijpen in omdat niemand anders dit doet. Interessant is dat de eigenaars van illegale vissersschepen soms de opdracht geven aan hun bemanning om hun schip tot zinken te brengen. Het gaat hun dan niet om het opstrijken van het verzekeringsgeld maar om het vernietigen van bewijsmateriaal.

Extreem is ook de situatie van Aziatische vissers. Eigenaren van oude, vieze, inefficiënte schepen ronselen onder valse voorwendselen vissers in landen als Cambodja en Indonesië. Ze moeten letterlijk als slaaf werken. Het is echt te triest voor woorden dat mensen met metalen halsbanden geketend worden. Volgens de daders is dit nodig om er zeker van te zijn dat blijven werken om een zogenaamde schuld af te lossen. Andere slaven vissen zonder dat ze het weten bij Somalië en worden daar soms aangezien voor piraten. Met de dood tot gevolg.

In het boek is niet alleen aandacht voor menselijk leed op zee. Ook voor de problemen van zeedieren is ruimschoots aandacht in dit boek. Er is sprake van overbevissing, marteling van vissen en vervuiling. Ook de opwarming van het water heeft negatieve gevolgen voor het leven daarin. Wat mij opvalt is dat ook hier is sprake van naïviteit. De gedachte dat de oceanen zo groot zijn dat ze niet leeg gevist kunnen worden en alle rommel die je erin gooit wel verdund zal worden klopt niet. Hoe aangenaam deze gedachte ook is.

Toen ik bij het tiende hoofdstuk was aangeland kreeg ik het gevoel dat ik het nou wel wist. Toen begon me ook te storen dat Urbina alleen maar aandacht heeft voor uitwassen van de zeevaart. Zelf raakte ik benieuwd naar ideeën om de problemen op te lossen. Urbina begint hier pas na hoofdstuk 15 mee in een soort slotwoord. Helaas komt hij niet verder dan het geven van praktische tips. Zo zou je bepaalde vis niet moeten eten en de CO2 uitstoot van je vliegreizen financieel moeten compenseren door iemand wat bomen te laten kopen. Dat lang niet iedereen zijn vrijblijvende advies gaat overnemen lijkt hem niet te deren.

Mijn idee is dat hij iets onnodig laat liggen. Zo beschrijft hij in het laatste hoofdstuk dat Sea Shephard steeds meer steun krijgt van vissers die van hun vals spelende concurrentie af willen. Dit deed mij denken aan reders die kwaliteit nastreven. Die zijn blij dat de ITF andere reders dwarszit omdat ze hun personeel onderbetalen. Een beetje vergelijkbaar is de oproep van de redersvereniging om een toeslag op de scheepsbrandstof in te voeren. Met de opbrengst zou de ombouw naar waterstofmotoren betaald moeten worden. De reders kunnen dit natuurlijk alleen niet zelf organiseren. Dat moet de overheid doen.

Vele mensen vragen zich af waarom er zo weinig leiderschap wordt getoond op het gebied van uitbuiting en vervuiling. Misschien kan Urbina zijn talenten en bijbehorende hoge status in de journalistieke wereld gebruiken om te onderzoeken waarom dit niet gebeurt. De zee is uiteindelijk maar tot op zekere hoogte een jungle.

Leon Rasser