Zeevaders

Laatst werd ik benaderd om een workshop te volgen over mentale fitheid. Ik dacht, ‘kom, wie wil daar niet meer over weten’ en schreef me in. Daar komt bij dat deze workshop zelfs zou gaan over mentale fitheid aan boord. Dat is dan wel handig voor mij als zeeman. Vol verwachting reis ik dan ook af naar Rotterdam.

Daar zitten we, kapiteins, stuurlieden en een aantal ex-zeelui die nog voldoende voorbeelden kunnen aanhalen van hoe het in hun tijd aan boord toeging. De coach (of hoe noem je iemand die een workshop leidt, workshop-instructeur, cursusleider?) trapt, na het voorstelrondje, af door middel van een vraag. ‘Wat verwachten jullie van deze dag?’ Omdat ik de eerste ben die deze vraag moet beantwoorden heb ik niet zo snel een treffende one-liner voorhanden. ‘Niets! Ik ben volkomen blanco hiernaartoe gekomen…’ het klinkt een beetje onaardig maar ik weet het echt niet.

Maar snel wordt duidelijk waarover deze workshop gaat. Leefbaarheid aan boord, fatigue, (mis)communicatie, verhoging van pensioenleeftijd; wij hebben immers een zwaar beroep? Veel (non-EU) nationaliteiten aan boord waardoor de communicatie onderling niet altijd even vlekkeloos verloopt, om nog maar te zwijgen over cultuurverschillen.

In de shortsea wordt veelvuldig geklaagd over werkdruk; met een paar man op een coastertje en dat in een tijd van de vierentwintiguurs-economie! Dat valt niet mee. Want hoe de (verplichte) arbeidsrusturen na te leven? Een beetje sjoemelen met de administratie? Mag niet, maar soms is dat de enige manier om met een controle weg te komen. Velen klagen dat stuurlui en kapitein op de brug eigenlijk alleen nog met administratie bezig zijn in plaats van navigeren. En dan ‘kijkt dat kantoor óók nog steeds vaker mee!’

Alles komt voorbij. De ouwe rotten, inclusief ikzelf, hebben het hoogste woord. Er blijkt veel oud maar ook nieuw zeer te zitten onder actief zeevarenden. ‘Hebben jullie al een camera op het toilet?’ vraag ik quasi serieus. Eén seconde is het stil en dan begrijpen de deelnemers dat het een grapje is. Maar de discussie barst wel los over internetmogelijkheden om álles aan boord te kunnen volgen. (‘En dan hangen ze weer aan de lijn: “Wat zijn jullie aan het doen?”’).

Natuurlijk wordt de vraag gesteld hoe hier mee om te gaan en wat de verbeterpunten zouden kunnen zijn. Eén woord springt eruit: communicatie. Communicatie met kantoor, onder de collega’s, met het thuisfront. Als dat al mis gaat of er is geen communicatie…

Plotseling vraagt de enige deelneemster in ons midden het woord. We hebben haar nog niet veel gehoord. Ze is stagiair die tot dusver slechts één reis heeft gemaakt. Maar wat ze zegt doet iedereen verstommen. ‘Mijn eerste ervaring op mijn eerste schip was dat ik me wekenlang eenzaam heb gevoeld. Alleen aan boord, zo leek het. Niemand schonk écht aandacht aan me, ik moest het zelf maar zien te redden. En nu, wanneer ik al deze verhalen hoor…’ haar stem sterft weg. ‘Waar is de zeevader gebleven?’ sis ik naar mijn jongere buurman. ‘De zeevaarder?’ sist hij niet begrijpend terug.
Later vertel ik hem dat toen je vroeger als jongetje aan boord stapte, een van de meer ervaren bemanningsleden zich over je ontfermde. Hij vertelde hoe de zaken in elkaar staken, hij verbood je de wal op te gaan als hij het niet vertrouwde, hij nam je in bescherming. In ruil voor zo nu en dan een biertje. Een zeevader, kom daar nu eens om!

Tja, er is nog heel wat werk aan de winkel om de leefbaarheid aan boord te verbeteren, een noodzakelijke taak voor de reders, een taak waar kennelijk niet lang genoeg over nagedacht is. Werken aan mentale fitheid móet, wil de reder haar schepen door een gemotiveerde bemanning efficiënt laten varen. Het betaalt zich terug!

Maar de uitspraak van de stagiaire is óók een duidelijk signaal aan de bemanning, EU-bemanningen of niet. Alleen wanneer we samen communiceren en een beetje empathie tonen, voelt de nieuwe generatie zich gekend en zijn ze niet alleen maar ‘een extra handje aan dek’. Het was een leerzaam dagje…

Kees Wiersum